In 2005 voerden wij bij mijn laatste werkgever internet service provider XS4ALL al de strijd tegen de bewaarplicht verkeersgegevens in de vorm van “de bezwaarplicht”. In dat jaar besloten de Europese Ministers van Justitie over een mogelijke bewaarplicht verkeersgegevens in de JBZ-Raad (Raad Justitie en Binnenlandse Zaken) in de vorm van een Europees kaderbesluit. Ondanks de vele bezwaren tegen de bewaarplicht die wij en velen anderen Minister Donner van Veiligheid en Justitie destijds op een presenteerblaadje aanleverden, en ondanks de ondemocratische wijze van besluitvorming omdat het Europees Parlement buiten spel werd gezet, is de bewaarplicht er destijds toch gekomen in de vorm van een Europese Richtlijn Dataretentie.

 

In 2008 schreven wij nog een position paper om de leden van de Tweede Kamer onze bezwaren onder de aandacht te brengen voor de plenaire behandeling van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens in de Tweede Kamer, maar helaas heeft dit alles niet mogen baten. Toen de bewaarplicht in juli 2009 in de Eerste Kamer werd aangenomen plaatste XS4ALL een paginagrote advertentie in de landelijke dagbladen dat zij de strijd had verloren en alle verkeersgegevens voortaan 12 maanden moesten worden bewaard. Hoewel de termijn voor het opslaan van internetgegevens met een reparatiewetje nog naar 6 maanden werd verkort, was de bewaarplicht ook in Nederland een feit. Toen zelfs uit de evaluatie van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens van februari 2014 bleek dat de huidige set gegevens die onder de bewaarplicht moest worden bewaard achterhaald en niet nuttig waren, de privacygevoeligheid van bepaalde diensten zoals smartphones door de jaren heen sterk was toegenomen (in verband met extra tijdstip- en locatiegegevens), de beoogde Europese harmonisatie niet was gerealiseerd en nog altijd niet was aangetoond dat de wet voldoende bijdroeg aan de bestrijding van ernstige criminaliteit, werd er niets ondernomen.

 

Op 8 november 2014 volgde er een doorbraak in dit jarenlange dossier: het Europese Hof van Justitie verklaarde de Europese Dataretentierichtlijn reeds ongeldig omdat deze volgens het Hof in strijd met de grondrechten en meer in het bijzonder het recht op privacy was. Ondanks dat directe opschorting of afschaffing van de Nederlandse Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens voor de hand lag, besloot voormalig Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie anders. Op 18 november kwam hij met een nieuw Wetsvoorstel Dataretentie waarin een aantal regels werden aangescherpt. Daarna volgde een internetconsultatie en de huidige stand is dat het voorstel nog moet worden behandeld in de Tweede Kamer.

 

De belangrijkste juridische bezwaren van destijds tegen de bewaarplicht waren dat nut en noodzakelijkheid van de bewaarplicht niet zijn aangetoond en de inbreuk op de privacy van alle telefonie- en internetgebruikers niet proportioneel is. Andere bezwaren waren de beveiligingsrisico’s van de opslag van de grote hoeveelheden persoonsgegevens. De kosten van de investeringen die in Nederland (anders dan in andere landen) bij de aanbieders werden neergelegd terwijl niet duidelijk was of de bewaarplicht wel iets zou opleveren en dit tot oneerlijke concurrentie zou leiden. Deze bezwaren zijn al die tien jaar onverkort blijven gelden. Zelfs na invoering van de bewaarplicht is de effectiviteit nooit aangetoond.

 

Weliswaar heeft de rechtbank Den Haag woensdag 11 maart 2015 helaas niet geoordeeld dat de bewaarplicht niet aantoonbaar nuttig, niet noodzakelijk en niet proportioneel is, maar heeft de rechtbank wel geoordeeld dat de wet van de baan is en aanbieders van telefonie en internet, verkeersgegevens niet meer hoeven te bewaren. De wet is in strijd met het Europese grondrecht op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. Dit betekent dat Nederlandse telecom- en internetaanbieders niet langer verplicht zijn verkeersgegevens op te slaan. De rechtbank is van mening dat de mogelijkheid bestaat dat lichtvaardig wordt overgegaan tot het opvragen van gegevens ook bij strafbare feiten waarbij geen sprake is van ernstige criminaliteit. Ook bestaan er geen waarborgen om de toegang tot de gegevens daadwerkelijk te beperkten tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van (enkel) ernstige criminaliteit. Er bestaat nu geen voorafgaande controle door een rechterlijke instantie of onafhankelijke administratieve instantie wat als zwaarwegend bezwaar wordt beschouwd. Het openbaar ministerie (die nu vooraf kan controleren) wordt niet als onafhankelijke administratieve instantie aangemerkt.

 

Nu is het afwachten wat er met het nieuwe Wetsvoorstel Dataretentie gaat gebeuren.